“Op de schoolbanken droomde ik al van een loopbaan bij Jeugdhulp Don Bosco.”
Cyriel Craeghs is een oud-leerling van Don Bosco Hechtel en is ook animator geweest op het speelplein. Soms zat hij in de klas te dagdromen over hoe het de max zou zijn om als opvoeder te werken in De Bries campus Eeklo. Ondertussen werkt hij al meer dan 30 jaar voor Don Bosco, waarvan 13 jaar als coördinator van de vzw Jeugdhulp Don Bosco Vlaanderen.
Wie ben jij?
Ik ben een oud-leerling van Don Bosco Hechtel en ik ben ook animator geweest op het speelplein. Soms zat ik in de klas te dagdromen over hoe het de max zou zijn om als opvoeder te werken in Eeklo. Ondertussen werk ik al meer dan 30 jaar voor Don Bosco.
Ik ben gestart in het observatiecentrum van Eeklo eind jaren 80. Al 13 jaar ben ik coördinator van de vzw Jeugdhulp Don Bosco Vlaanderen. Ik zit niet meer in het operationele luik, in de hulpverlening, maar ik volg strategisch onze werken op. Ik ben sectorvoorzitter van Jeugdhulp en Gezinsondersteuning van het Vlaamse Welzijnsverbond. Van daaruit ben ik ook lid van het raadgevend comité dat beslissingen van de minister becommentarieert.
Vroeger bestonden er verschillende kleine vzw’s, zoals De Takel en Junitas. Die hebben we samengebracht in vzw Jeugdhulp Don Bosco Vlaanderen. De overheadtaken hebben we samengebracht, maar alles wat hulpverlening betreft, laten we lokaal, zodat directeurs vlot kunnen inspelen op de lokale noden.
Wat is er zo uniek aan Don Bosco Jeugdhulp?
Dat is een vraag die heel vaak gesteld wordt, ook door eigen medewerkers.
We leggen duidelijk enkele inhoudelijke accenten. Het centrale gegeven is de degelijke relatie van de opvoeders met de gasten. Er werd mij eens advies gevraagd bij de verbouwing van een gebouw en de opvoeders wilden een raam tussen het opvoederslokaal en de leefruimte. Toen heb ik uitdrukkelijk gezegd: “Dat zal niet waar zijn.” Begeleiders moeten weten wanneer ze bij de gasten moeten ZIJN, ze moeten er geen toezicht op uitoefenen. Als je vertrouwd bent met de terminologie uit de salesiaanse wereld herken je meteen het begrip ‘assistentie’.
"We spreken ook over een integrale opvoeding. Bij ons kom je als totale persoonlijkheid, we willen breder naar jongeren kijken dan alleen maar naar hun problematiek."
Vandaar dat wij bruggen slaan naar het onderwijs, maar ook naar vrije tijd. Daarvan kan ik talrijke voorbeelden geven. In Lier hebben we bijvoorbeeld een preventieve time-out-werking. Onze medewerkers gaan naar klassenraden zodat gasten die het moeilijk hebben op school tijdig op ons een beroep kunnen doen. In Eeklo begeleiden we gasten die de pedalen kwijt zijn, die geen perspectief meer hebben en niet meer naar school willen. We proberen hen weer ergens goesting in te laten krijgen. Met het dagcentrum van Woluwe ondersteunen we het internaat en versterken we het zorgteam van de school. In Halle starten we in het najaar met iets unieks in Vlaanderen: een time-out-werking voor lagereschoolkinderen. Onderzoek wijst uit dat kleuters al een ontwikkelingsachterstand kunnen opbouwen als ze onvoldoende geprikkeld worden om te leren. In de lagere school worden dat risicojongeren die we vroeg of laat kwijtraken. Met de contextgerichte time-out-werking proberen we het gezin vooruit te helpen, zodat ze ook hun kind kunnen ondersteunen op schools vlak. Vanuit het jeugdhuis De Takel vaardigen we iemand af om de speelpleintjes van de stad Oostende pedagogisch te ondersteunen.
Hoeveel jongeren vangen jullie op?
Vroeger kon je dat makkelijker zeggen, want toen telde je de bedden. Op dit moment is de hulpverlening opgesplitst in verblijf en intensieve of minder intensieve contextbegeleiding, dus werken met ouders en met de familie. Op dit moment zijn er zo’n 500 gezinnen die we op de een of andere manier begeleiden. 150 à 160 plaatsen hebben we voor verblijf.
Hoe en waarom komen jongeren bij jullie terecht?
Voor residentiële hulpverlening moeten jongeren aangemeld worden door een hulpverlener of de jeugdrechtbank, een officiële verwijzer die een dossier opmaakt. We hebben ook tien plaatsen voor niet-begeleide minderjarigen, die instroom wordt voorzien door Fedasil. In De Weijers of Vreugdeborg blijven jongeren zelfs tot tien jaar, maar er zijn evenzeer crisisopnames van een maand.
Rechtstreeks toegankelijke hulp kan aangevraagd worden door het CLB of het zorgnetwerk, of een gezin kan zelf komen aankloppen.
Het spectrum aan problematieken is heel divers bij ons: gedragsproblemen, intra-persoonlijke (persoon zelf) en interpersoonlijke problematieken (door de relatie tussen mensen). Soms hangt dat uiteraard ook samen. We hebben observatiecentra die aan diagnostiek doen en een aanbeveling formuleren.
Zijn er lange wachtlijsten?
Er wordt rechtstreeks toegankelijke hulp bij gecreëerd, maar er zijn zeer lange wachtlijsten voor de residentiële hulpverlening. In Dilsen-Stokkem sta je twee jaar op de wachtlijst. In een observatiecentrum acht maanden. Als iemand moet doorstromen van een observatiecentrum naar verblijf, dan is er soms geen plaats in een begeleidingstehuis. Daardoor komt er dan weer geen plaats vrij in het observatiecentrum. Voor thuisbegeleiding wacht je ook enkele maanden.
We krijgen van de overheid financiële middelen, maar ze hebben daar geen capaciteit aan gekoppeld. Op die manier kunnen we veel gezinnen al een lage, beperkte vorm van hulpverlening geven. Zo kunnen we bij jongeren die op de wachtlijst staan wel al maandelijks eens langsgaan en in gesprek gaan met dat gezin. Zo kunnen we een gezin in nood ‘depanneren’. We herschikken ons werk omdat we het schandelijk vinden dat het recht op hulp niet gewaarborgd is in Vlaanderen.
In het Europees Verdrag van de Kinderrechten staat dat elk kind recht heeft op onderwijs, geneeskunde en zorg. Dat laatste is hier niet gewaarborgd. Er is hulp gewaarborgd binnen de capaciteit die de overheid voorziet. En die capaciteit is te klein. Een gezin dat hulp nodig heeft, kan nergens hulp afdwingen. Ze kunnen alleen maar hopen dat er net een plekje vrij is. Dat weegt soms ook op hulpverleners. Onze medewerkers zijn getraind om in te schatten hoe groot de risico’s zijn in een gezin als het kind daar nog moet blijven. Is het niet meer haalbaar, dan moet er een noodprocedure opgestart worden.
Is dat heel frustrerend?
Ik vind het heel frustrerend dat wij als maatschappij de zorg niet geven die iemand nodig heeft. België heeft 1000 bedden op intensieve zorgen, op een bepaald moment lagen er door de coronapandemie 1800 patiënten. De overheid heeft dat mogelijk gemaakt. Chapeau? Euh, dat moest gewoon. Maar die lijn zouden ze moeten durven doortrekken voor kinderen en jongeren.
We zijn ooit op studiebezoek geweest naar Duitsland, in een voorziening van Don Bosco. We ontmoetten er een professor die studiewerk doet naar wat hulp kost en wat het financieel opbrengt voor de overheid. Die studies naar ‘rendement’ maakten duidelijk dat ambulante zorg zich drie keer terugverdient en residentie wel zes of zeven keer. Als je het puur economisch bekijkt, dan loont het om te investeren in jongeren die gekwetst in het leven staan. Concreet wil dat zeggen: als een jongere uit een kwetsbare situatie hulp heeft gekregen, zal die later in staat zijn om te gaan werken en hoeft die niet naar het OCMW.
We hebben zelf ooit een stagiair naar ouders en jongeren laten bellen om te polsen of er stabiliteit was qua relatie, qua dagbesteding en qua woning. We stelden ongeveer 60 à 70% positieve reactie vast op die domeinen. We betekenen iets voor jonge gasten en gezinnen, en we zijn ervan overtuigd dat we die echt weer vooruit kunnen helpen. Ik vind dat elk gezin daar recht op heeft.
Onze gasten zijn niet allemaal moeilijke persoonlijkheden, het zijn vaak gekwetste jongeren. In de volksmond zeggen ze nogal snel: “De ouders zijn niet streng genoeg, bij mij zou het niet waar zijn.” Dat zijn dooddoeners waar we niet mee vooruit geraken. Wat hebben die ouders ooit meegemaakt? En de ouders van die ouders? Wij zien daar patronen in. Dat is waar wij met jeugdhulp heel sterk proberen aan te werken om een breuklijn te krijgen, zodat problemen zich niet blijven vertalen van generatie op generatie.
"We willen problematische patronen die van generatie op generatie worden doorgegeven doorbreken."
Heb je de indruk dat er met de coronapandemie meer jongeren zijn die hulp nodig hebben?
Ja, ik ben daarvan overtuigd. Er zijn jongeren die perspectief kwijt zijn en die angstig geworden zijn. Slecht gehuisvest zijn, geen toegang tot een tuin hebben, de kinderen die niet naar school kunnen: dat leidt tot gespannen situaties. Een medewerker van ons dagcentrum vertelde dat hij met hulpverlening bezig was door middel van een videocall en terwijl hij met het kind sprak, zag hij op de achtergrond dat de vader de moeder meppen verkocht.
Onze gasten in de residentiële hulpverlening hebben afgezien toen we hen in quarantaine moesten plaatsen. Tien dagen op je kamer blijven en het eten wordt aan de deur gezet, dat wreekt zich op een bepaald moment. Zo’n groep niet-begeleide minderjarigen begreep zelfs taalkundig nog niet wat er gebeurde, laat staan dat die maatregel in hun eigen belang was. Zowel de jongeren als de begeleiders leefden constant met de bezorgdheid dat er corona binnen zou komen in de leefgroep. Het was een helse periode.
Bij de ambulante zorg stuurden we onze medewerkers naar de gezinnen toe voor een gesprek aan de voordeur. “Hoe is het? Lukt het nog? Zullen we eens gaan wandelen?” Onze hulpverleners hebben heel wat kilometers afgelegd.
Voor welke projecten zoeken jullie extra financiële middelen?
Bij Junitas in de leefgroep De Weijers in Dilsen-Stokkem zouden we graag een speeltoestel hebben zodat de kinderen naar hartenlust buiten kunnen ravotten.
Bij De Takel in Oostende hebben we een traditie van op tocht gaan. Ze willen de gasten trainen om in de zomervakantie een uitdagende tocht te maken. Afhankelijk van corona en wat kan en niet kan, willen ze een tocht maken richting Turijn. Een tiental jongeren worden begeleid door twee medewerkers en twee vrijwilligers. Om dat haalbaar te maken, zoeken we extra financiële middelen. We zouden het heel mooi vinden mocht Droomfonds daar iets voor betekenen.
Wat kan zo’n tocht doen met die jongeren?
Wij deden dat vroeger ook met de gasten. Iedereen die niet naar huis kon gaan tijdens de vakantie, daar gingen wij mee op fietstocht naar Turijn, Wenen, Kopenhagen. Onderweg was er veel gemopper en gezaag, het was te koud en te warm en te lastig. Maar als je terugkeerde, dan waren die jongeren een meter gegroeid. Ze waren fier op wat ze gedaan hadden. Als ze thuiskwamen of weer naar school gingen, dan konden ze ook een positief verhaal vertellen over wat ze in de zomervakantie beleefd hadden.
Waar haal je het meeste energie uit?
Je moet erin geloven, je moet ervoor gaan als je in de Jeugdhulp wilt werken. We doen het vanuit onze inspiratie. Vanuit Don Bosco proberen we om echt voor die gasten iets te betekenen. Ik haal er veel energie uit als ik zie dat onze medewerkers content zijn en goed in hun vel zitten. Dan weerspiegelt dat ook in de manier waarop zij met kinderen en ouders omgaan.